In het Radboudumc bestuderen onderzoekers hoe een vorm van aangeboren centrale lymfevatafwijkingen - de zogenaamde complexe lymfestroomafwijkingen (CCLA = Central Conducting Lymphatic Anomalies) - bij kinderen beter vast te stellen en te behandelen is. Bij CCLA zijn de grote lymfevaten niet goed aangelegd, waardoor de afvoer van lymfevocht niet goed gaat en kan lekken in de buik- of borstholte. Het ziektebeeld kan mild maar ook ernstig zijn. Kinderen met een milde vorm hebben meestal een goede levenskwaliteit. Ernstige CCLA kan problemen met de ademhaling, stolling en schildklier veroorzaken, maar ook infecties. De standaard behandeling bestaat uit beademing, verwijderen van gelekt lymfevocht en aangepaste voeding. Toch is de kans op overlijden groot. Daarom worden sinds een paar jaar nieuwe medicijnen onderzocht die misschien helpen de lymfevaten te herstellen. De onderzoekers hopen dat daarmee ernstig zieke kinderen meer kans hebben om de ziekte te overleven. Ook wordt onderzocht waarom de ziekte zo verschillend kan zijn per kind.
In Nederland krijgen elk jaar ongeveer 20 kinderen de diagnose CCLA. Soms wordt dit al ontdekt vóór de geboorte.
Kunnen jullie iets meer vertellen over het onderzoek?
Vera van den Brink: We willen met dit onderzoek meer te weten komen over het lymfesysteem bij kinderen en waarom CCLA zo verschillend kan zijn. Maar ook hoe we de behandeling kunnen verbeteren en ervoor kunnen zorgen dat kinderen met CCLA zich beter voelen en een fijner leven hebben. We willen ouders in de toekomst beter kunnen informeren en ondersteunen.
Sabine Vrancken: In het onderzoek is er aandacht voor kinderen met zowel milde als ernstige vormen van CCLA. Hierbij kijken we - met behulp van een speciale scan (de MRI lymfangiografie) - hoe het lymfestelsel er uitziet, welke klachten het kind heeft en of er afwijkingen zijn in het DNA. We hebben naast de standaard behandeling nu ook de mogelijkheid om nieuwe medicijnen te proberen. We denken dat deze helpen om het lymfesysteem te herstellen.
Hoe onderzoeken jullie of het nieuwe medicijn werkt?
Vera van den Brink: Het is best lastig, want CCLA verloopt bij ieder kind anders. We kijken of het medicijn helpt bij de ernstig zieke kinderen door hen te vergelijken met CCLA-patiënten uit het verleden die ook ernstig ziek waren en niet met deze nieuwe medicijnen werden behandeld.
In een database verzamelen we van alle kinderen gegevens over het verloop van de CCLA en hoe zij op behandelingen reageren. We kijken ook of er bijwerkingen zijn. Zo leren we steeds meer over de ziekte en dus ook over de nieuwe medicijnen.
Hoe bepalen jullie of een kind het medicijn krijgt?
Sabine Vrancken: Een kind met ernstige CCLA krijgt in eerste instantie de standaard behandeling. Blijkt deze na enkele weken onvoldoende te werken, dan krijgt het kind éen van de nieuwe medicijnen. Ondertussen doen we DNA-onderzoek. Soms vinden we een zogenaamde mutatie (bijvoorbeeld bij kinderen met het Noonan syndroom), maar soms ook (nog) niet. Ook bekijken we het lymfestelsel met de speciale scan. Deze scan doen we alleen als het écht nodig is: het kind moet daarvoor namelijk onder narcose. Afhankelijk van de resultaten van het DNA-onderzoek en de scan bepalen we welk medicijn het kind krijgt.
Hoeveel kinderen zijn nodig voor betrouwbare onderzoeksresultaten?
Vera van den Brink: Onderzoek naar CCLA is lastig, want het is een zeldzame ziekte met weinig patiënten. We hopen jaarlijks 20 kinderen te onderzoeken, maar zelfs dat is moeilijk. Door samen te werken met de Neonatale Intensive Care-afdelingen (NICU’s) in heel Nederland kunnen ook kinderen uit andere ziekenhuizen meedoen, ook als zij een minder ernstige vorm hebben en de standaardbehandeling krijgen. Zo leren we ook over de minder ernstige CCLA en waarom deze kinderen het medicijn niet nodig hebben.
Hoe verloopt de samenwerking met de andere ziekenhuizen?
Vera van den Brink: Wij zijn op bezoek geweest bij de Nederlandse NICU’s en hebben ons onderzoek onder de aandacht gebracht. De meeste ziekenhuizen werken graag mee en informeren ons als er een kind met (ernstige) CCLA bij hen is opgenomen. Omdat het om weinig kinderen gaat, is het overzichtelijk.
Sabine Vrancken: Alle NICU’s weten dat het Radboudumc veel ervaring heeft met patiënten met CCLA. Kinderen die niet genoeg geholpen zijn met de standaard behandeling, sturen zij naar ons door.
Hoe lang volgen jullie de kinderen die de medicijnen krijgen?
Vera van den Brink: We houden de kinderen in ieder geval vijf jaar lang in de gaten. We vragen de ouders af en toe een vragenlijst in te vullen over hoe het met hun kind gaat. In het begin na de behandeling met de medicijnen letten we extra op of de kinderen goed groeien of vaak ziek zijn. Daarna controleren we minder vaak. We weten nog niet of vijf jaar voldoende is, want misschien krijgen de kinderen later toch weer klachten.
De For Wis(h)dom Foundation financiert het onderzoek sinds 2023. Waar is de bijdrage tot nu toe aan besteed?
Vera van den Brink: Met het geld van For Wis(h)dom kunnen Lotte Kleimeier en ik aan het onderzoek werken. Lotte probeert een goede manier te vinden om CCLA vast te stellen en het lymfesysteem in beeld te brengen (de diagnostiek). Ze is haar deel van het onderzoek nu aan het afronden. Ik houd me vooral bezig met het onderzoeken of de behandelingen goed werken, en hoe het verder gaat met de kinderen op de langere termijn.
Wat zijn volgende stappen in het onderzoek?
Sabine Vrancken: Het belangrijkste is om zoveel mogelijk kinderen voor het onderzoek te verzamelen en deze te vergelijken met patiënten uit het verleden. Ook als de steun van For Wis(h)dom stopt, willen we hiermee graag verder. We hebben een database gemaakt met gegevens van kinderen met CCLA, en daar voegen we steeds nieuwe kinderen toe. Hoe meer kinderen meedoen, hoe meer we leren over CCLA en de behandeling. Omdat het een zeldzame ziekte is, zijn we bezig om de database uit te bereiden zodat we kunnen samenwerken met artsen uit andere landen.
In de toekomst willen we ook laboratoriumonderzoek doen met zebravissen zodat we nóg beter kunnen begrijpen hoe het lymfevatenstelsel zich ontwikkelt en werkt en hoe we vroeg kunnen ingrijpen. Ook willen we weten welke hoeveelheid medicijn het beste werkt met zo min mogelijk bijwerkingen.
Welke uitdagingen verwachten jullie nog in het onderzoek?
Er worden maar heel weinig kinderen met deze zeldzame ziekte geboren. Daardoor duurt het langer voordat we genoeg gegevens over deze kinderen hebben verzameld. Het verzamelen van voldoende gegevens is wel een uitdaging voor ons!
Zijn er al eerste resultaten?
Vera van den Brink: We hebben nu een kleine groep kinderen kunnen volgen voor, tijdens en na de behandeling. We hebben gezien dat de lymfeproblemen bij alle kinderen (grotendeels) verdwijnen. Voordat we deze medicijnen voor de ernstige vormen van CCLA hadden, overleden er nog regelmatig kinderen. We zien nu bij sommige kinderen op de scan dat het lymfevatenstelsel er een stuk beter uitziet nadat ze met een van de medicijnen zijn behandeld.
Sabine Vrancken: We zien dus goede resultaten, maar zijn voorzichtig positief. Het gaat om een klein aantal patiënten dus een definitieve conclusie kunnen we nog niet trekken. De medicijnen lijken bij pasgeborenen beter te werken dan bij volwassenen. Daarom is het belangrijk een baby snel na de geboorte te testen als we CCLA vermoeden. Dan kan snel na de geboorte de meest passende behandeling starten.
Wat is de belangrijkste reden voor jullie om dit werk te doen?
Vera van den Brink: Dit onderzoek draagt direct bij aan betere zorg voor kinderen met een zeldzame ziekte. Het was lastig om onderzoek financiering te vinden en we zijn heel blij dat For Wis(h)dom de aanvraag goedkeurde. Het gaat maar om weinig kinderen, maar dat motiveert me juist.
Sabine Vrancken: Als kinderarts-neonatoloog wil ik dat pasgeborenen de best mogelijke zorg krijgen. Sommige kinderen met CCLA hebben een moeilijk start en kunnen zelfs overlijden. Met ons onderzoek willen we ervoor zorgen dat het leven van deze kinderen en hun ouders beter wordt.
Willemijn Klein: Ik wil graag de zorg voor kinderen verbeteren. Als een kindje een goede start kan maken en een zo gewoon mogelijk leven kan leiden, vind ik dat geweldig!
Waar kijken jullie het meest trots op terug in jullie werk tot nu toe?
Vera van den Brink: We hebben met het onderzoek mensen met veel kennis over deze zeldzame ziekte samen gebracht. Daar ben ik trots op. Samen hebben we al veel geleerd.
Sabine Vrancken: Samen met een team specialisten streven we naar een betere toekomst voor kinderen met CCLA. Ik ben blij dat we met het onderzoek steeds meer duidelijkheid krijgen over deze ziekte. De eerste resultaten geven hoop en het voelt goed om ouders te helpen met de kennis die we nu al hebben.
Willemijn Klein: Ik ben heel trots op ons team en dat steeds meer kinderen met deze ziekte nu overleven. In 2018 heb ik in Amerika geleerd hoe MRI Lymfangiografie (speciale scan van de lymfevaten) werkt en dat naar Nederland gebracht. Eerst was er geen behandeling en overleden veel kinderen, dat vond ik heel moeilijk. Nu is dat anders: soms moeten kinderen nog lang in het ziekenhuis blijven, maar uiteindelijk kunnen ze gewoon naar de kleuterschool. Daar doe ik het voor!
Wat hopen jullie in de toekomst te bereiken?
Willemijn Klein: Ik wil graag bewijzen dat het medicijn waar we nu onderzoek naar doen echt goed werkt. Daarvoor is nog meer onderzoek nodig. We hopen dat onze onderzoeksresultaten helpen om niet alleen kinderen met CCLA in Nederland, maar ook daarbuiten beter te behandelen.
Vera van den Brink: Ik hoop dat we in de toekomst meer kunnen uitleggen over de ziekte CCLA en wat de beste behandeling is. Zo kunnen we ouders en kinderen beter en duidelijker antwoorden geven als ze met deze ziekte te maken krijgen.
Sabine Vrancken: Ik wil vooral weten hoe het later met de kinderen gaat. Kunnen ze na een moeilijke start nu wel zonder veel problemen gaan opgroeien? Door de kinderen lang te blijven volgen, kunnen we zien of er later nog problemen zijn door de behandeling. Dat weten we alleen als we lang onderzoek blijven doen.
De initiatiefnemers van dit onderzoek zijn: dr. Willemijn Klein (kinderradioloog) en dr. Sabine Vrancken (kinderarts-neonatoloog) van het Radboudumc-Amalia kinderziekenhuis in Nijmegen. Het onderzoeksteam bestaat verder uit prof. Dr. Willem-Pieter de Boode (kinderarts-neonatoloog), dr. Joris Fuijkschot en dr. Jos Draaisma (kinderartsen), drs. Erika Leenders (klinisch geneticus) en Lotte Kleimeier en Vera van den Brink (beide promovendus). Een epidemioloog ondersteunt het team.
De For Wis(h)dom Foundation ondersteunt dit onderzoek voor een periode van drie jaar.
Foto: v.l.n.r. dr. Sabine Vrancken, Vera van den Brink en dr. Willemijn Klein
Tekstverzorging: Ilze Roelofs