Interview met Professor Bert Smeets

Moleculair geneticus en hoogleraar genoomanalyse aan de Universiteit van Maastricht
12-05-2022 - Professor Bert Smeets onderzoekt de mogelijkheid om bij kinderen met de spierziekte MDC1A het ontbrekende eiwit in de spieren te compenseren. Op deze manier neemt de spierkracht bij deze kinderen weer toe. Sinds 2020 ondersteunt For Wis(h)dom het project: 'Niet alleen voor Sara'. Hoe dit onderzoek verloopt, wat Bert Smeets drijft en welke uitdagingen hierbij komen kijken, kunt u lezen in het volgende interview dat wij met hem hadden.

'Ik hoop écht een vervolgstap voor MDC1A-patiënten te zetten!'

Professor Bert Smeets

(Foto: Marcel van Hoorn Fotografie | Brightlands Maastricht Health Campus.)

U bent moleculair geneticus. Wat heeft u gestudeerd en waarom koos u ervoor om de wetenschap in te gaan?

Mijn biologieleraar op de middelbare school inspireerde mij en zorgde voor mijn fascinatie voor de genetica. Biologie studeren was een logische vervolgstap. Daarna promoveerde ik op het gebied van erfelijke spierziektes en deed ik onderzoek naar mitochondriële ziekten. Door de snelle technische ontwikkelingen op het vlak van DNA-onderzoek en -diagnostiek werd het ontstaan van steeds meer ziektes duidelijk. Dat boeide mij enorm en leidt nog steeds tot ongekende mogelijkheden.

Wat is voor u de belangrijkste drijfveer geweest om met het onderzoek naar de spierziekte MDC1A te starten?

Ik vond het frustrerend om te zien dat zoveel spierziektes steeds sneller werden ontrafeld door nieuwe technieken zonder dat de patiënten met deze ziektes er zelf profijt van hadden. Daarom ben ik me met het onderzoek meer gaan richten op mogelijkheden voor een behandeling, in ons geval met spierstamcellen. Ik kwam in contact met de ouders van Sara en ben gestart met onderzoek naar een behandeling voor spierziekte MDC1A, waarin het LAMA2-gen is verstoord. Dit sloot naadloos aan op het lopende spierstamcelonderzoek. Dat dit onderzoek ook weer nuttige informatie levert voor onderzoek naar behandeling van andere zeldzame, erfelijke spierziekten maakt het extra waardevol!

Twee jaar geleden kwam u met For Wis(h)dom in contact en bent u dankzij hen gestart met het onderzoek. Wat heeft de financiële bijdrage van For Wis(h)dom tot nu toe concreet opgeleverd?

De afgelopen twee jaar lag de nadruk op het activeren van het LAMA1-gen. Dit gen is na de geboorte niet meer actief, en maakt het LAMA1-eiwit aan. Dit LAMA1-eiwit kan in spiercellen het ontbrekende LAMA2-eiwit vervangen, dat zorgt voor stevigheid van de spieren. We achterhaalden hoe de activiteit van het LAMA1-gen geregeld wordt en kunnen nu in het lab aantonen of het LAMA1-gen geactiveerd is of niet.
Met deze kennis kweken we in het lab nu spierstamcellen waarin we het LAMA1-gen genetisch ‘aanzetten’ en kijken we of er daarna functionele spiervezels ontstaan waarin LAMA1 aanwezig is. Dit leidt mogelijk tot een behandeling met spierstamcellen.
We hebben toestemming voor een zogenaamde ‘Fase I Trial’ voor de spierstamcelbehandeling. Met deze test onderzoeken we of een dergelijke behandeling veilig is voor patiënten. COVID zorgde helaas voor grote vertraging.
Ook selecteerden we - door gerichte database-screening - bepaalde stofjes waarvan de verwachting is dat ze het LAMA1-gen activeren. We testen deze specifieke stofjes nu in spierstamcellen van MDC1A-patiënten. Mogelijk zit er een stofje tussen dat het LAMA1-gen voldoende activeert. Dit zou de basis kunnen vormen voor een medicijn.

Welke de stappen verwacht u komend jaar te zetten?


We zijn best een eind op weg in het onderzoek en kregen meer inzicht in allerlei processen. Komend jaar gaan we door met het testen van de stofjes die het LAMA1-gen mogelijk activeren. Hopelijk vinden we een geneesmiddel dat succesvol is en we verder kunnen testen. Het kan ook nog zo zijn dat een geneesmiddel niet de kern van het probleem bij MCD1A-patiënten oplost, maar wel een ander positief effect heeft, waardoor de kwaliteit van leven toch verbetert. Dat zien we ook wel bij onderzoeken naar andere spierziektes en is natuurlijk heel belangrijk voor de patiëntjes en hun ouders.

Wanneer denkt u dat het onderzoek resultaat geeft waar patiënten écht iets van merken?

Dat is lastig te zeggen. Als we echt een geneesmiddel vinden dat het LAMA1-gen weet te activeren, dan kan het snel gaan. Zeker als het een bestaand geneesmiddel is. Verder onderzoek moet dan nog wel uitwijzen op welke manier dit geneesmiddel het beste kan worden ingezet. Via spierstamcellen of door het medicijn via de normale weg toe te dienen. Ons LAMA1-onderzoek is ingebed in een groter project waarin naast andere lopende onderzoeken naar zeldzame spierziekten ook het klinisch onderzoek en medicijnontwikkeling en -productie zijn opgenomen. Vervolgstappen zijn hierdoor snel gezet en de kosten controleerbaar. Ons onderzoek kan op deze manier heel gemakkelijk resultaten uit andere spierziekte-onderzoeken gebruiken. En andersom natuurlijk ook.

Wat is de grootste uitdaging in het LAMA1-onderzoek?

Het activeren van het LAMA1-gen en het vervolgens zo finetunen dat het doet wat het moet doen in de spiercellen is wel een uitdaging! Dit proces is enorm ingewikkeld. We willen ook alleen dít gen activeren en geen andere genen, die mogelijk allerlei andere processen in het lichaam verstoren. Als we het LAMA1-gen goed weten te activeren en reguleren dan lukken de vervolgstappen ook wel.

Hoe vertelt u ouders van een MDC1A-patiëntje over uw onderzoek?

Ik geef de ouders het eerlijke verhaal. Ik vind het niet juist hen een verhaal te vertellen dat ik niet kan waarmaken. Je kunt alles nog zo goed organiseren in je onderzoek en nog zo veel geld beschikbaar hebben: de resultaten zijn altijd onzeker. Maar ouders zijn vaak al heel dankbaar dat er onderzoek naar de zeldzame ziekte van hun kind wordt gedaan. De wetenschap dat je samen strijdt heeft een enorme meerwaarde voor iedereen.

Stel u bent op een feestje en iemand die niet uit de wetenschap of medische wereld komt vraagt naar uw werk. Wat vertelt u dan?

Ik zal niet de details van mijn werk uitleggen maar wel het concept. Ik probeer dat zo eenvoudige mogelijk te doen zonder ingewikkelde informatie. Dat is wel oefenen! Op een lagere school heb ik wel eens uitleg gegeven over het menselijke genoom. De kinderen vonden dat allemaal enorm interessant.

U heeft er al een behoorlijke wetenschappelijke carrière opzitten. Waar bent u het meest trots op en wat wilt graag nog bereiken voordat u met pensioen gaat?

Wetenschappelijk gezien ben ik er trots op dat we van een groot aantal erfelijke ziektes de oorzaak konden vaststellen, wat van enorm belang was voor de getroffen families. Voor een aantal ziektes vonden we zelfs een levensreddende behandeling! Dat zou in meer gevallen moeten gebeuren en is dan ons doel voor de komende jaren.
Natuurlijk hoop ik dat we in de komende acht jaar ook écht een vervolgstap voor MDC1A-patiënten zetten. Maar uiteindelijk wil ik graag dat mensen mijn werk en het goede onderzoek blijven voortzetten; dat is het belangrijkste voor de toekomst en geeft mij ook de meeste voldoening. Meer nog dan een lintje van de Koning!